Fabriekskinderen

Auteur: J.J Cremer

Jaar van uitgave: 1863

Plaats van uitgave: Arnhem

Uitgever: Thieme

Aantal bladzijdes: 39 blz.

Thema: Maatschappijkritiek: Een maatschappelijke aanklacht vormt de rode draad in het verhaal. In de schrijfstijl komt steeds naar voren hoe verschrikkelijk de schrijver het vindt hoe de kinderen moeten leven en hoe onrechtvaardig dat wel niet is: hij roept de lezers voortdurend op om er iets aan te doen, om de situatie te verbeteren, om zich te schamen voor wat er allemaal gebeurt. Daarmee gaat hij als schrijver eigenlijk in tegen wat het lezerspubliek uit deze tijd wilde lezen: de mensen hielden van eenvoud en rust in boeken, maar de schrijver had in de maatschappij gezien hoe zwaar veel mensen het hadden en dat liet hem niet meer los.

Motief: kinderarbeid: Het boek gaat over de kinderarbeid die in de negentiende eeuw in de grote Hollandse steden heerste. De schrijver vertelt vooral veel over dat kinderarbeid een grote veroorzaker was van kindersterfte door het zware leven. Hij geeft bovendien heel veel mensen de schuld: de ouders omdat ze hun kinderen niet beter beschermen, de werkgevers omdat ze geen rekening houden met de belangen van de kinderen en de machthebbers omdat ze alles maar gewoon laten gebeuren.

Genre: Sociale roman.

Stroming: Romantiek, want de schrijver geeft door middel van zijn verhaal duidelijk aan dat het verhaal een soort protest is.

Titel beschrijving: De titel, fabriekskinderen, slaat op de kinderen in de fabrieken die kinderarbeid verrichten. Deze kinderen werden in deze tijd makkelijk op straat herkent. het verhaal gaat over deze kinderen en dat kinderarbeid moet stoppen.

Samenvatting:

Op een vreselijk koude, vroege winterochtend moeten Saartje, Evert en Sander zoals elke ochtend vertrekken naar de wolspinnerij, waar ze heel hard moeten werken in slechte omstandigheden. Saartje heeft al vanaf het opstaan een tikkend gevoel in haar hoofd en krijgt tijdens het werken koorts. Sander wordt door zijn grote broer Evert op straat achtergelaten wanneer hij niet meer verder wil en valt op de stoep in slaap. De jonge baron Willem van Hoogstadt vindt hem en neemt hem mee naar huis: hij geeft hem eten en kleren en laat hem vertellen over het miserabele leventje dat hij leidt. Daarna neemt de baron Sander in huis, zodat hij nooit meer arm hoeft te zijn. Intussen is Saartje weer thuis en zo vreselijk ziek dat ze 's nachts in haar bedje overlijdt.

Ruimte: Het verhaal speelt zich af in Leiden, maar vooral in het huis van Saartje en haar familie en de fabriek.

Tijd: het verhaal speelt zich af relatief kort voor het boek werd uitgegeven, dus iets voor 1863.

Vertelde tijd: Een paar weken.

Volgorde: Het verhaal was in chronologische volgorde.

Vertelwijze: Verteld vanuit de schrijven, die als een alwetende verteller naar voren komt. Voorbeelden: Doch ook aanstonds zijn oogen weêr neerslaat. Glijdtb een naauwelijks hoorbaar ja hem van de lippen. ja, ja die lustte hij wel. Gaf ik u weêr in vlugtige trekken. In een nieuwen vorm gaf ik u die oude, maar des te vreeselijker waarheid. Dat gij het ‘ niet mooi’ hebt gevonden, zie, dat zou mij verheugen, indien ik u maar getroffen had.

Historische context: Periode waarin veel maatschappijkritiek wordt gegeven, armoede uit die tijd komt duidelijk naar boven, origineel geschreven als voordacht, duidelijk te zien aan de spelling van woorden dat dit uit een andere tijd komt. 

Personages:
Saartje is 12 jaar en daarmee het op een na oudste kind van het gezin. Ze heeft zich neergelegd bij het feit dat ze hard moet werken en klaagt niet, maar doet wat er van haar verwacht wordt omdat dat nu eenmaal moet. Ze wil graag gehoorzaam zijn en hoopt stiekem dat de dingen wel beter zullen worden, maar helaas gebeurt dat niet: ze overlijdt.

Sander is 10 en daarmee een van de jongste kinderen. Hij wil in tegenstelling tot Saartje helemaal niet werken en wordt heel verdrietig en ellendig van de kou, de honger en de moeheid. Hij wordt door de andere kinderen op straat achtergelaten als hij weigert verder te gaan en wordt geholpen en geadopteerd door een oudere heer: hij krijgt dan een leven vol van heerlijk eten, warmte en genoeg slaap. Hij komt nooit meer iets tekort.

De ouders van Saartje, Sander en de andere kinderen zijn harde mensen. Hun vader drinkt erg veel, lijkt helemaal niet van ze te houden en wil dat ze zo hard mogelijk werken om zoveel mogelijk geld binnen te halen, want zelf heeft hij geen werk. Hun moeder houdt wel van ze en heeft medelijden met hoe zwaar ze het hebben, maar stuurt hen toch naar de fabriek omdat ze niet anders kan. Wanneer Saartje heel ziek is en op sterven ligt, roept ze om haar moeder, maar die slaapt te vast om het te horen en kan haar dochter geen troost bieden in de laatste momenten van haar leven.

Ondertitel: Een bede, doch niet om geld. De hulp waar de fabriekskinderen om vroegen ging niet over geld. Ze wilde hulp, omdat het in de fabrieken niet uit te houden was. Het was daar geen plek voor kinderen.

Motto: Er is geen motto.

Jacobus Jan Cremer:  (Arnhem, 1 september 1827Den Haag, 5 juni 1880), auteursnaam Jacob Jan Cremer of J.J. Cremer, was een Nederlandse schrijver, voordrachtskunstenaar en kunstschilder. Hij sloot fabriekskinderen af naar het voorbeeld van Multatuli's Max Havelaar met een oproep aan koning Willem III. Hij is van grote invloed geweest op het invoeren van het kinderwetje van Houten.

Creatieve opdracht:

Toneeltekst:

De kinderen lopen uit het huis.
Everst trekt Sander met zich voort.
Bibberend zegt Evert: Kom maar, ’t is warm daar ginder.
Sander wrijft in zijn ogen.
Saartje loopt achter de jongens en haar hoofd tikt sneller.
Sander bijt Evert
Evert: AAAAAAAAH! Leelijke rakkert!
Saartje is doorgelopen.
Sander gaat op de grond liggen slapen.
Evert laat hem achter.
Saartje loopt een somber gebouw in.
Evert ook.
Ze gaan werken.

Rating: 4.1428571428571 sterren
7 stemmen